"Als je in een buurt woont, waar je veel mensen ziet aftakelen, denk je maar één ding: ‘Ik wil vooruit en niet achteruit’."
“Ik was erg aan mijn buurt gehecht”
In de binnenstad van Helmond waar hij opgroeide, zag Mando veel vrienden kapot gaan. Ze maakten hun school niet af, raakten aan de drugs of kregen psychische problemen. Zelf wist hij de dans te ontspringen, mede dankzij preventieprojecten voor de jeugd. Hij werkt nu als buitengewoon opsporingsambtenaar bij de Stadswacht in Helmond. Al 20 jaar woont hij samen met Pessie. Ze hebben twee zoons: Marley (17) en Anthony (12).
Hoe was je jeugd?
“Het was een leuke jeugd. Mijn broer Toon en ik speelden veel buiten. Ik zat onder voetbal en ging vaak met mijn vader vissen. In de binnenstad kende iedereen elkaar. De wijkbewoners letten op elkaars kinderen, je voelde je veilig. Later ging de buurt achteruit. Overlast, brandjes, inbraken. Toch ben je aan zo’n buurt gehecht hè, bijna je hele familie woont er. Pas twee jaar geleden, toen de huizen werden afgebroken, ben ik met mijn gezin verhuisd naar Helmond-Oost. De rest van de familie ook trouwens.”
Wat zijn je leukste herinneringen?
“Dat we naar de soos gingen aan de Molenstraat. Mijn oudere broer Toon kwam daar al langer en vanaf mijn 10e mocht ik mee. Er was in de binnenstad weinig te doen voor de jeugd en zo hiel- den ze ons van de straat. Een schitterende tijd was het. Tafeltennissen, biljarten, flipperen, filmpjes kijken. Op vrijdagavond disco. Onder leiding van Ben Pruijn deden we mee aan Survival*. Een hele week kamperen in België met kanotochten, bergbeklimmen, droppings. Toen ik ouder was, heb ik nog jaren vrijwilligerswerk gedaan. Als DJ achter de draaitafel – ik was Bob Marley-fan – en toernooitjes helpen organiseren. De soos bestaat niet meer, anders ging ik meteen terug. En mijn broer ook. Dat zeggen we nog vaak tegen elkaar.”
Welke buurtwerker was je favoriet?
“Leon van Aerle, een Helmonder in hart en nieren. Hij begeleidde de soos aan de Molenstraat. Een positieve man, die goed kon luisteren en altijd geintjes maakte. Hij deed zijn werk voor 110%. Voor mij was hij een voorbeeld hoe je met jongeren omgaat.”
Is de jeugd van nu anders dan vroeger?
“Ja, dat merk je wel op straat. Als je een uniform draagt, hebben ze niet automatisch respect voor je. Ze gaan je juist uitdagen, hebben een grote mond. Maar ik weet hoe ik ermee moet omgaan. Rustig blijven, luisteren, op tijd waarschuwen. We krijgen speciale trainingen hoe je omgaat met agressie.”
Welke opleidingen heb je gevolgd?
“Na de basisschool heb ik de lts afgemaakt, richting metselen. Ik heb een tijdje als metselaar gewerkt, maar ook allerlei andere banen gehad. Ik heb de nodige pech gehad met werk, maar ben altijd opleidingen blijven volgen om verder te komen. Dankzij de directeur van de Stadswacht in Helmond, mocht ik een opleiding volgen voor buitengewoon opsporingsambtenaar. Daardoor werk ik nu bij de SSH, Stichting Stadswacht Helmond, een hele leuke baan.”
Wat vind je leuk aan je werk?
“Regelmatige werktijden en veel afwisseling. De ene keer werk ik in Helmond, de andere keer in Eindhoven of een andere plaats. We houden een oogje in het zeil, zodat de openbare orde goed verloopt. We treden bijvoorbeeld op als mensen huisvuil op straat dumpen of hondenpoep niet opruimen. Ik kan waarschuwingen uitdelen en ook een proces verbaal.”
Wie zijn het meest belangrijk geweest in je leven?
“Mijn ouders. Ze hebben me altijd achter de broek gezeten om diploma’s te halen. Ik heb een goede band met ze. Zowel mijn ouders als mijn broer wonen vlak achter me; ik zie ze nog iedere dag.”
Wat is het beste advies dat je ooit hebt gehad?
“In de straat waar we vroeger woonden, zag je de joints in de portiek liggen. Mijn ouders waren heel bang dat ik de verkeerde vrienden zou krijgen. Ze waarschuwden: ‘Jongen, blijf van de drugs af. Kijk eens goed naar die verslaafden, hoe ze achteruit gaan. Er komt niets van ze terecht’. Doordat ze me die angst aanpraatten, kon ik de druk van buitenaf weerstaan. Want geloof me, er is me vaak genoeg iets aangeboden.”
Wat waren jouw jeugdzonden?
“Roken is het enige wat ik stiekem deed. Mijn ouders waren erop tegen, maar ja, ze roken zelf ook. Verder heb ik niks uitgespookt. Anders had ik ook niet bij de Stadswacht kunnen werken. Je wordt gescreend, dus je mag geen strafblad hebben.”
Wat geef je je eigen kinderen mee?
“Ik geef ze dezelfde adviezen als mijn ouders deden. Ik wil dat ze op het rechte pad blijven. Mijn kinderen zijn net als ik opgegroeid in de binnenstad en hebben veel ellende van dichtbij gezien. Ze kennen jongens die inbreken en hard drugs gebruiken. Ik ben blij dat we zijn verhuisd, in Oost is het een stuk rustiger. Gelukkig hebben onze jongens nooit iets gebruikt en ik hoop dat ze dat nooit gaan doen.”
Wat heeft je geholpen om iets van je leven te maken?
“Mijn eigen wil, denk ik. Als je in een buurt woont, waar je veel mensen ziet aftakelen, denk je maar één ding: ‘Ik wil vooruit en niet achteruit’.”
Zie je je vrienden van vroeger nog wel eens?
“Een paar nog wel, maar met de rest is het slecht afgelopen. Ze zitten bij de GGZ of in een afkickkliniek.”
Waar ben je trots op?
“Op mijn baan bij de Stadswacht. Dat heb ik op eigen kracht bereikt.”